Is een woning gemeenschappelijk of privé-eigendom?

Verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap in verband met echtscheiding. Er is sprake van een woning gekocht met een lening die deels is kwijtgescholden onder uitsluitingsclausule. Is de woning gemeenschappelijk of privé eigendom?

Op 1 mei 2015 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over dit onderwerp (ECLI:NL:HR:2015:1199).

Situatie

De casus is als volgt. De vrouw en de man zijn op 12 mei 1989 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Op 11 december 2008 is het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit een schuldbekentenis van 16 april 1993 blijkt dat de man aan zijn ouders een hoofdsom van ƒ 52.000,– verschuldigd is geworden wegens op die dag ter leen ontvangen gelden ter financiering van de aankoop door de man van een (aan zijn ouders toebehorend) perceel. Uit de schuldbekentenis lijkt voorts dat de ouders van de man hem van voormeld bedrag een gedeelte groot f 34.996,–, hebben kwijtgescholden en dat de kwijtschelding is geschied onder uitdrukkelijke bepaling dat het geschonken bedrag, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende vruchten en hetgeen door belegging of wederbelegging daarvoor in de plaats zal komen, niet zal vallen in enige gemeenschap van goederen. Uit een akte van levering van eveneens 16 april 1993 blijkt dat de ouders van de man het perceel aan de man hebben verkocht en geleverd voor een koopsom van f 52.000,– en dat zij de koopsom hebben ontvangen door storting bij de notaris.

De vrouw en de man zijn op 16 juli 1993 een hypothecaire geldlening aangegaan en hebben met het geld een op het door de man aangekochte perceel aanwezige opstal verbouwd tot woonhuis (de echtelijke woning). De echtelijke woning is door natrekking eigendom van de man geworden. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de echtelijke woning tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort en dat de man een deel van de waarde toekomt ter grootte van de door diens ouders geschonken aankoopsom voor het perceel. De man daarentegen is van mening dat de woning niet tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort, maar zijn privé eigendom is, en dat ter zake geen verrekening hoeft plaats te vinden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij het perceel met van zijn ouders verkregen privégeld heeft gekocht, zodat dit via zaaksvervanging zijn privé eigendom is geworden (artikel 1:124 lid 2 (oud) BW).

Oordeel rechtbank en hof

De rechtbank Roermond heeft geoordeeld dat de echtelijke woning tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort en dat aan de man een vergoedingsrecht ten laste van die gemeenschap toekomt ten bedrage van het hem door zijn ouders geschonken bedrag van f 34.996,–. Het hof ‘s-Hertogenbosch dacht hier anders over, en heeft geoordeeld dat het perceel met daarop de voormalige echtelijke woning niet in de gemeenschap is gevallen en dus niet voor verdeling in aanmerking komt. Het hof overwoog daartoe dat het perceel is betaald met geld dat de man met dat doel van zijn ouders heeft geleend. De ouders hebben een deel van de lening kwijtgescholden onder uitsluitingsclausule. Lening, koop, overdracht en kwijtschelding zijn gelijktijdig gebeurd. Nu de man, door de kwijtschelding onder uitsluitingsclausule van een deel van de lening, een deel van de voor de koop verschuldigde tegenprestatie geschonken heeft gekregen en de schenking is verrekend met het recht op voldoening van de verschuldigde koopprijs, is de tegenprestatie niet ten laste van de huwelijksgemeenschap, maar ten laste van het privévermogen van de man gekomen.

Verder overwoog het hof dat het voor de hand ligt om de maatstaf van artikel 1:124 lid 2 BW ook hier toe te passen, bepalende dat een goed buiten de gemeenschap blijft als het voor meer dan 50% is gefinancierd met het geld uit het privévermogen van degene die het goed verkrijgt of, anders gezegd, als de schenking (kwijtschelding met uitsluitingsclausule) – bij de verkrijging van het goed – meer dan de helft van de verschuldigde tegenprestatie omvat. De koopsom van het perceel bedroeg ƒ 52.000–, de man heeft de volledige koopsom van zijn ouders geleend en de ouders hebben een deel groot ƒ 34.996,– onmiddellijk kwijtgescholden onder uitsluitingsclausule. Aldus is naar het oordeel van het hof de koopsom van het perceel voor meer dan de helft ten laste van het privévermogen van de man gekomen. Met analoge toepassing van artikel 1:124 lid 2 BW is het hof van oordeel dat het perceel met daarop de echtelijke woning niet in de gemeenschap is gevallen en derhalve niet voor verdeling in aanmerking komt.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is het met het hof eens en overweegt als volgt. Deze zaak kenmerkt zich doordat op dezelfde dag, zijnde 16 april 1993, de volgende rechtshandelingen hebben plaatsgevonden. De man heeft van zijn ouders geleend en ontvangen een bedrag van ƒ 52.000,– ter financiering van de aankoop van het perceel, de ouders hebben ten titel van koop het perceel aan de man geleverd, waarbij in de leveringsakte is vermeld dat de koopsom van ƒ 52.000,– is ontvangen door storting onder de notaris, en de ouders hebben de man een bedrag van ƒ 34.996,– kwijtgescholden onder de uitdrukkelijke bepaling dat het geschonken bedrag niet zal vallen in enige gemeenschap van goederen. Door onder deze omstandigheden doorslaggevende betekenis toe te kennen aan de strekking van het samenstel van rechtshandelingen heeft het hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

Verder heeft het hof aan zijn vaststelling dat de koopsom voor het perceel voor meer dan de helft ten laste van het privévermogen van de man is gekomen, terecht het rechtsgevolg verbonden dat het perceel geen deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap en om die reden niet voor verdeling in aanmerking komt. Deze vaststelling is in overeenstemming met artikel 1:124 lid 2 (oud) BW en artikel 1:95 lid 1 (nieuw) BW.

Belang uitspraak

Deze uitspraak is van belang, omdat in vergelijkbare zaken voorheen door lagere rechters, rechtbanken en gerechtshoven, verschillend werd geoordeeld. Zo oordeelde het hof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2013 (RFR 2014/35) in een vergelijkbare zaak dat de woning niet onder de uitsluitingsclausule viel en tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde. In die zaak was zelfs de gehele koopsom kwijtgescholden met een uitsluitingsclausule.

mr F.C. Hilderink, A & S Advocaten te Wageningen, T.: 0317 – 425 300, E.: fhilderink@aens.nl

huwelijksgoederengemeenschap echtscheiding scheiding

Gerelateerde artikelen