Weigering passende arbeid bij ziekte: loonstopsanctie

Inleiding

Wanneer een werknemer ziek wordt, ontstaan er voor zowel de werkgever als de werknemer diverse verplichtingen. Een werkgever is bijvoorbeeld gehouden het loon door te betalen aan de zieke werknemer en hij moet proberen om de werknemer zo spoedig mogelijk te laten re-integreren. Een werknemer is ook verplicht mee te werken aan zijn re-integratie. Doet een werknemer dat niet, dan dient de werkgever de werknemer te stimuleren hieraan wel mee te werken middels het treffen van sancties. De ultieme sanctie is het stoppen van de loonbetaling. Over deze sanctiemogelijkheid heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 (JAR 2014/ 162) een belangrijke uitspraak gedaan.

Weigering geleidelijke werkhervatting: gehele of gedeeltelijke loonstop?

Tijdens een re-integratietraject komt het regelmatig voor dat een werknemer de werkzaamheden weer geleidelijk dient op te pakken. De werknemer begint met een aantal uren per week te werken en dat aantal wordt opgebouwd. Wat nu als de werknemer weigert deze passende arbeid te verrichten? Mag de werkgever dan de loonbetaling volledig stoppen of alleen ten aanzien van de uren dat de werknemer passende arbeid zou moeten hebben verrichten? In artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder C BW is immers bepaald dat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever niet bestaat voor de tijd gedurende de werknemer, hoewel hij daartoe in staat was, zonder deugdelijke grond weigert passende arbeid te verrichten. Hoe moeten nu de woorden “voor de tijd, gedurende” worden uitgelegd? Over de beantwoording van deze vraag werd verschillend gedacht zowel in de literatuur als in de jurisprudentie. De Hoge Raad heeft op 6 juni 2014 hierover duidelijkheid verschaft.

Hoge Raad: gehele loonstop

Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de kantonrechter te Utrecht heeft de Hoge Raad geantwoord dat de aanspraak op loon voor een werknemer geheel komt te vervallen wanneer de werknemer weigert passende arbeid te verrichten. De loondoorbetalingsverplichting bestaat dus ook niet meer voor het gedeelte dat de werknemer niet in staat was om arbeid te verrichten.

De rechter motiveert dit door onder andere te verwijzen naar de andere onderdelen van artikel 7:629 lid 3 BW. Ook daar komen de woorden “voor de tijd, gedurende” voor en deze verwijzen dan naar “de periode waarin” de gedraging zich voordoet. In die gevallen is er sprake van een volledige loonstop. Volgens de Hoge Raad is het niet aannemelijk dat dezelfde woorden in een ander onderdeel, maar van hetzelfde wetsartikel, een andere betekenis zou hebben.

Een tweede reden voor deze uitleg vindt de Hoge Raad in artikel 7:627 BW. In dit artikel is bepaald dat er geen loon verschuldigd is voor niet gewerkte uren. Zou in artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder c BW alleen het aantal uren worden bedoeld die de werknemer niet heeft gewerkt, terwijl hij daartoe wel in staat was, zou dit artikel dezelfde betekenis hebben als artikel 7:627 BW en zou het daarmee in feite een overbodig artikel zijn. Dit ligt volgens de Hoge Raad niet voor de hand.

Als derde reden noemt de Hoge Raad de strekking van de loonsanctie. Het gaat immers om de werknemer te stimuleren zijn herstel en re-integratie te bevorderen. Een volledige loonstop past daar het beste bij. Dat werkt het meest afschrikwekkend voor de werknemer.

Tot slot verwijst de Hoge Raad nog naar de wetsgeschiedenis. Daaruit volgt volgens de Hoge Raad dat met voornoemd artikel een algehele loonstop is beoogd. In de wetsgeschiedenis is namelijk te lezen dat er gevallen denkbaar zijn waarin een gehele loonstop niet redelijk is. Met andere woorden is het uitgangspunt een volledige loonstop. Die specifieke gevallen worden volgens de wetsgeschiedenis beschermd via artikel 6:248 BW, de redelijkheid en billijkheid.

Volledige loonstop, tenzij

Met verwijzing naar de hierboven aangehaalde wetsgeschiedenis merkt de Hoge Raad nog wel op dat het denkbaar is dat een beroep op het algeheel verval van de loondoorbetalingsplicht onder bepaalde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvan is echter niet direct sprake wanneer er sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, zo oordeelt de Hoge Raad.  In welk geval daarvan dan wel sprake kan zijn, laat zich nog gissen. In de literatuur is al geopperd dat daarvan sprake zou kunnen zijn wanneer een werknemer bijvoorbeeld al 60% werkt, maar weigert nog 10% extra te gaan werken. De toekomstige jurisprudentie zal hierover echter duidelijkheid moeten scheppen.

Advies

Heeft u als werkgever te maken met een werknemer die weigert (voldoende) passende arbeid te verrichten, waarschuw deze dan voor de loonstop waarbij u de werknemer sommeert (meer) werkzaamheden op te pakken. Geeft een werknemer hier geen gevolg aan, stop dan de loonbetaling volledig. Doet u dit als werkgever niet, dan loopt u het risico dat u na 104 weken geconfronteerd wordt met een loonsanctie van het UWV. Het UWV kan dan stellen dat u de werknemer onvoldoende heeft gestimuleerd, middels de sanctiemogelijkheden, om te re-integreren.

ontslag arbeidsrecht ontbinding arbitrage ontslagrecht bestuursrecht lastgeving legaat

Gerelateerde artikelen