Veilingkoper tussen wal en schip

Een veilingkoper loopt een risico als hij op de veiling een zaak koopt van een beslaglegger op basis van een niet onherroepelijke uitspraak. In mei 2016 heeft het hof Den Bosch bepaald dat een veilingkoper niet wordt beschermd als later blijkt dat de beslaglegger niet mocht verkopen. Het gevolg is dat de oorspronkelijke eigenaar, eigenaar is gebleven omdat de beslaglegger niet bevoegd was te verkopen en daarmee de levering met terugwerkende kracht nietig is. De veilingkoper moet dan zijn geld proberen te verhalen op de beslaglegger omdat de betaling onverschuldigd was.

De kwestie

Een eigenaar verkoopt in 2004 een complex met gebouwen en gone voor € 1.000.000,– aan (de rechtsvoorganger van) 3L. De eigenaar houdt een weiland buiten de verkoop. In 2009 ontbindt 3L de koopovereenkomst voor het complex buitengerechtelijk en vordert 3L terugbetaling van de € 1.000.000,–. In 2011 wijst de rechtbank deze vordering toe in vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. In 2012 wordt het weiland van de eigenaar op basis van dit vonnis, waartegen toen een hoger beroep liep, op een executieveiling verkocht voor € 20.000,–. In 2013 vernietigt het gerechtshof het vonnis en daarop vordert de eigenaar teruggave van het weiland. In 2014 wijst de rechtbank deze vordering af. Dan gaat de eigenaar in hoger beroep bij het gerechtshof

De uitspraak

Het hof geeft aan dat ook bij een executoriale verkoop de verkrijging plaatsvindt op basis van  3:80 lid 3 BW door overdracht. Er moet ook dan worden voldaan aan alle eisen van 3:80 BW dat wil zeggen een levering krachtens geldige titel door een beschikkingsbevoegde. Is niet voldaan aan een van de drie eisen dan is er geen sprake van een eigendomsoverdracht, tenzij de koper bescherming toekomt op grond van art. 3:88 BW. Bij deze executieverkoop speelt die bescherming volgens het hof echter geen onmiddellijke rol. Het hof geeft dan aan dat de bij de levering op 12 april 2012 bestaande executoriale titel nooit heeft bestaan. Het vonnis waarbij de eigenaar aan 3L een bedrag van € 1.000.000,– moest betalen is immers vernietigd. Een dergelijk vonnis wordt geacht nooit te zijn gewezen. Doordat het vonnis uit 2011 is vernietigd had 3L nooit een executoriale titel op grond waarvan zij het weiland mocht veilen. Doordat 3L daarmee niet beschikkingsbevoegd was is de veilingkoper geen eigenaar geworden van het weiland. Uiteindelijk wint de eigenaar deze zaak dus en is hij altijd eigenaar van de grond gebleven.

Het gevolg voor de praktijk

Deze uitspraak zal er toe leiden dat er in de praktijk minder gebruik wordt gemaakt van een uitvoerbaar verklaard maar niet onherroepelijk vonnis om daarmee (on)roerende zaken executoriaal te verkopen. Toch is de uitkomst dogmatisch gezien niet verrassend en past deze volledig in het causale stelsel van art. 3:83 BW. Op het moment van levering aan de veilingkoper was de schuldeiser beschikkingsbevoegd op basis van het vonnis, door de vernietiging van het vonnis, dat terugwerkende kracht heeft, niet meer.

Tot nu toe heeft de Hoge Raad arresten gewezen (zie hieronder) waarbij het ging over de vraag of een op een onroerende zaak gelegd beslag dat is opgeheven bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, door de vernietiging van dat vonnis in hoger beroep kan herleven wanneer de beslagen zaak ná de opheffing, maar vóór de vernietiging is verkregen door een derde. Het grote verschil is echter dat in deze arresten anders dan in dit arrest, de beslagene (eigenaar) tot verkoop overging en niet de beslaglegger (schuldeiser). De beslaglegger wordt dan alleen beschermd door art 505 lid 2 Rv waarin is bepaald dat een vervreemding, of bezwaring niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen, de zogenaamde relatieve nietigheid. In de zaak DKHB/KIVO overwoog de Hoge Raad dat “een beslag dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is opgeheven, herleeft door vernietiging in hoger beroep van dat vonnis, met dien verstande dat wijzigingen in de rechtstoestand van het beslagen goed in de periode tussen de opheffing en de vernietiging moeten worden geëerbiedigd”.

In dit arrest wordt de veilingkoper niet beschermd. Voor de veilingkoper is het gevolg dat hij de zaak weer moet teruggeven aan de beslagene (eigenaar) en een vordering uit onverschuldigde betaling heeft op de beslaglegger (schuldeiser). Als die geen verhaal biedt, kan hij dus tussen het wal en het schip raken. Misschien is het ook wel terecht dat de veilingkoper niet wordt beschermd. Hij kocht een zaak met een juridisch “vlekje” waar de prijs misschien ook wel naar was. Daarbij kan de veilingkoper eenvoudig nagaan of een vonnis onherroepelijk is, zoals het hof terecht opmerkt. Hij kan dat immers aan de notaris vragen terwijl dit ook een inschrijfbaar feit is (art. 3:17 BW). De overweging van de rechtbank dat de veilingkoper moet worden beschermd wegens de “eisen van het rechtsverkeer en de rechtszekerheid” en omdat deze “geen specifieke wettelijke bescherming genieten” kan volgens het hof niet door de beugel.

Kan de veilingkoper toch beschermd worden?

De vraag is nog of een veilingkoper bescherming zou kunnen ontlenen aan art. 53 lid 2 BW. Daarbij kan hij aan de rechter vragen om een vernietiging geheel of gedeeltelijk haar werking te ontzeggen als de reeds ingetreden gevolgen (in dit geval de overdracht) “bezwaarlijk” ongedaan kunnen worden gemaakt. De vervolgvraag is dan of de rechter door vernietiging van het vonnis, of beter de executoriale titel ook een rechtshandeling vernietigt. In dat laatste geval zal de veilingkoper ook bescherming kunnen vragen.

De uitspraak

Gerechtshof ‘s Hertogenbosch, 17 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1933

Zie vergelijkbare uitspraken:

Hoge Raad, 25 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB8653 (Ontvanger/Brink)

Hoge Raad 20 januari 1995, NJ 1995, 413, (Smokehouse/Culimer)

Hoge Raad 23 februari 1996, NJ 1996, 434 (DKHB/KIVO)

Hoge Raad 26 mei 2000, NJ 2001, 388, (Aruba/Boeije)

Hoge Raad 5 september 2008, NJ 2009, 515, (Forward/Huber)

veiling koper huis kopen WOZ pacht

Gerelateerde artikelen