Tussen agrarische bedrijvigheid waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en gevoelige bestemmingen, moet als vuistregel (nog steeds) 50 meter afstand worden aangehouden. Ook het nieuwere EFSA-model biedt geen basis om die afstand te verkleinen.
De praktijk is op zoek naar het antwoord op de vraag of en onder welke voorwaarden het aanvaardbaar is om die afstand te verkleinen. De Afdeling ziet die ruimte in principe niet, zo blijkt ook uit een uitspraak van 17 april 2024 ‘Wierden / Bornerbroekseweg 18/18a’.
De gemeenteraad meende blijkens het (na vernietiging herziene) bestemmingsplan dat die afstand wel verkleind kon worden. Daartoe verwees zij naar een rapportage van Adromi, die zich baseerde op het zogenaamde ‘EFSA-model’. Dat is een rekenmodel dat de Europese Voedselveiligheidsautoriteit wordt gebruikt.
In de basis is dat model ontwikkeld door een samenwerking tussen het RIVM en de Wageningen Universiteit. Het model is (echter) primair ontworpen voor de beoordeling van stoffen in toelatingsprocedures van bijvoorbeeld het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak concludeerde blijkens de Afdelingsuitspraak ‘Beuningen – Asdonck’ van 19 oktober 2022 dat het EFSA-model niet geschikt is om de spuitzone te verkleinen omdat niet alle relevante factoren zijn betrokken. Bijvoorbeeld drift op hoogte, cumulatieve blootstelling, geaggregeerde blootstelling[1] en de invloed van gebouwen en drifthagen. Dit uitspraak was niet op het (toen) laatste EFSA-model gebaseerd.
In de recente casus ‘Wierden’ is Adromi op die conclusie van de STAB ingegaan, mede op basis van een recenter EFSA-model en vanuit ‘worst case aannames’. De Afdeling concludeert echter dat EFSA nog steeds essentiële tekortkomingen bevat. Worst case aannames zijn geen oplossing, omdat het model an sich niet geschikt is.
[1] Blootstelling vanuit verschillende bronnen: bijvoorbeeld drift en voeding.