Over de toekenning van fosfaatrechten is veel gedoe geweest. Vooral bij vleesveehouders zijn eerder toegekende fosfaatrechten later ingetrokken en na bezwaar weer toegekend. Veel veehouders hebben hierdoor schade geleden. De Staat (LNV) moet de (koers)schade, die veehouders lijden door de onrechtmatige intrekking in principe vergoeden. Dat blijkt uit twee uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 29 juni 2021. Deze uitspraken bieden perspectief voor veehouders bij wie de fosfaatrechten ten onrechte zijn ingetrokken en de geleden schade vergoed willen krijgen.
Situatie
In beide gevallen ging het om veehouders aan wie begin 2018 fosfaatrechten waren toegekend. Zij hadden het merendeel verkocht en RVO melding tot overschrijving gedaan, welke RVO niet uitvoerde. In het najaar van 2018 trok de minister een groot deel van de fosfaatrechten in, waartegen de veehouders bezwaar maakten. Door de intrekking ging de levering aan de koper niet door. Beide veehouders moesten vervangende fosfaatrechten kopen om aan hun verplichtingen uit de koopovereenkomst te voldoen. Deze waren eind 2018 heel duur. In 2020 zijn voor beide veehouders de intrekking ongedaan gemaakt (bezwaar gegrond verklaard). Op dat moment was de koersprijs voor de fosfaatrechten veel lager.
Beide veehouders menen dat zij door de onrechtmatige intrekking schade hebben geleden. Deze bestaat uit het verschil in prijs van de aangekochte vervangende fosfaatrechten en de koersprijs op de dag van ongedaanmaking van de intrekking in 2020.
Standpunt minister
De minister voert aan dat de schade van de veehouders alleen bestaat uit het koersverschil tussen het moment van aankoop en het moment van de beoogde verkoop van de fosfaatrechten. De mogelijkheid van koerswijzigingen is geen gevolg van het fosfaatrechtenstelsel, zodat de gestelde schade niet voldoet aan het relativiteitsvereiste. Het relativiteitsvereiste houdt in dat er alleen een verplichting bestaat tot schadevergoeding, wanneer de geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals benadeelde die heeft geleden. Met andere woorden: volgens LNV zijn de fosfaatrechten bedoeld om de mestproductie in toom te houden en niet om te handelen, voordeel te halen of een koerswinst te halen.
Beoordeling rechter
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb, de rechter) geeft de veehouders gelijk. Het gaat in deze zaak om de vaststelling van de fosfaatrechten. Die moet zekerheid geven over het aantal stuks fosfaatrechten waarover een melkveehouder beschikt. De veehouders hebben fosfaatrechten moeten aankopen, omdat zij door de herziening in oktober 2018 onvoldoende fosfaatrechten hadden. De schade die de veehouders lijden, bestaat niet uit koersverlies maar uit de kosten die zij heeft moeten maken om de schade aan haar bedrijfsvoering door de onrechtmatige intrekking te voorkomen. Het koersverschil tussen de aankoopdatum en de datum waarop de veehouder zijn recht terugkreeg bepaalt of hij hierdoor vermogensverlies heeft geleden en in welke mate.
Een beroep op het relativiteitvereiste slaagt niet. Fosfaatrechten zijn staatssteun. Bij haar beoordeling van de staatssteun heeft de Europese Commissie ermee ingestemd dat fosfaatrechten verhandelbaar zijn en een vermogenswaarde vertegenwoordigen. Het beschermingsbereik over toekenning van fosfaatrechten ziet daarom volgens het CBb niet alleen op de juiste vaststelling van de fosfaatrechten, maar omvat ook de overdracht via verhandeling van de rechten.
Het CBb vindt de gestelde schade voldoende aannemelijk gemaakt met de berekening en overlegging van onderbouwende stukken. Ook het causale verband tussen de schade en de onrechtmatige intrekking is gegeven. Het maakt hierbij niet uit dat een veehouder de fosfaatrechten na april 2020 nog niet heeft verkocht. Het vermogensverlies heeft zich concreet voorgedaan op het tijdstip dat de rechter voor appellante overbodig werden, dus de vaststelling van de fosfaatrechten in april 2020.
Gevolgen voor de praktijk
Op deze uitspraak hebben veel (vlees)veehouders zitten wachten. Vooral bij hen zijn fosfaatrechten ten onrechte ingetrokken en naderhand weer verhoogd vastgesteld. Veel veehouders hadden in 2018 de fosfaatrechten verkocht, maar konden deze niet leveren. Zij moesten alsnog vervangende fosfaat-rechten kopen of hebben de overeenkomst ontbonden. Na een herziening of teruggave van de fosfaatrechten konden zij deze terug gegeven fosfaatrechten wel verkopen maar was de prijs veel lager.
Hoewel deze uitspraken niet zien op alle situaties, adviseer ik u wel te kijken waar u nu juridisch staat. Voor zover deze veehouders nog geen stappen hebben gezet om de schade op de Staat te verhalen, biedt deze uitspraak goede mogelijkheden daartoe. In eerste instantie kunnen zij de minister (via RVO) verzoeken hun schade alsnog te vergoeden. Indien RVO dit verzoek afwijst, kunnen zij de schade claimen via de bestuursrechter (als de schade lager is dan € 25.000,–) of de burgerlijke rechter(als de schade hoger is dan € 25.000,–). Het voordeel van de bestuursrechter is dat de procedure sneller en goedkoper is.
Verdere info
Voor verdere vragen over deze procedure, neemt u gerust contact op.
Uitspraken van het CBb van 29 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:665 en 684