Als een bestemmingsplan wijzigt kan dat leiden tot verschillende schadeprocedures. Bijvoorbeeld over planschade en onteigening. Soms kunnen die procedures worden gestroomlijnd in de onteigeningsprocedure. Dat kan de betrokkene voordeel opleveren wat betreft proceduretijd en -kosten. Uit een arrest van de Hoge Raad volgt dat de planschade in een onteigeningsprocedure net zo moet worden berekend als wanneer de planschade in een zelfstandige procedure zou zijn aangekaart.
Artikel 40e Onteigeningswet luidde tot 1 januari 2024:
“Bij het bepalen van de werkelijke waarde van een zaak wordt de prijs verminderd of vermeerderd met voordelen of nadelen tengevolge van:
1°.bestemmingen die door het werk waarvoor onteigend wordt, tot uitvoering komen; (…)”
In de onteigeningspraktijk leidde dit artikel tot vragen. Het was niet altijd duidelijk of, en zo ja, hoe het artikel kon worden toegepast. Wel was duidelijk dat artikel 40e onteigeningswet niet kon worden toegepast als de bestemming werd geëlimineerd (HR 8 februari 2013, rov. 3.7).
In zijn arrest van 26 januari 2024 merkt de Hoge Raad op dat de tekst van dit artikel is ontleend aan de tekst artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de vroegere planschaderegeling. Dat is de voorloper van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening, waar tot 1 januari 2024 planschade geregeld was. Vanwege die samenhang in wetteksten is geoordeeld dat in beginsel de (beperkende) criteria die in zelfstandige planschadeprocedures gelden, ook gelden als planschade in een onteigeningsprocedure wordt afgewikkeld.
Dus, als in een onteigeningsprocedure planschade wordt vergoed, moet evenzeer rekening worden gehouden met bijvoorbeeld het normaal maatschappelijk risico, de voorzienbaarheid van planschade, en de vraag of planschade anderszins is verzekerd.
Sinds 1 januari 2024 zijn (onder meer) de Onteigeningswet en de Wet ruimtelijke ordening opgegaan in de Omgevingswet. De schadeloosstelling bij onteigening is geregeld in Afdeling 15.3. ‘Planschade’ is onder de Omgevingswet niet meer als zodanig geregeld. Artikel 15.25 Omgevingswet is qua systematiek het meest vergelijkbaar met het oude artikel 40e Onteigeningswet, maar inhoudelijk zijn er sterke verschillen omdat de Omgevingswet planschade niet kent, maar wel nadeelcompensatie.
Echter, in de Invoeringswet Omgevingswet, par. 4.2.7 is overgangsrecht opgenomen waaruit vaak volgt dat vijf jaar na 2024 het ‘oude planschaderecht’ nog geldt. Daarom, en omdat onteigeningszaken jaren kunnen duren, is de verwachting dat dit arrest van de Hoge Raad ook voor andere casus relevant is.