Indien een windturbine zorgt voor een toename van het geluid vanaf 5 dB kan iemand succesvol planschade claimen.
Althans, dat is de norm die de rechtbank Gelderland aanlegt in een planschadeprocedure die omwonenden van het windpark Netterden startten. De gemeente had op de planschadeclaims besloten, maar de omwonenden wier woningen in waarde daalden, waren het daarmee niet eens. Zij overlegden een eigen planschadeadvies. Volgens de rechtbank was nadere advisering onmisbaar en de rechtbank schakelde de Stichting advisering bestuursrechtspraak (StAB) in.
“De StAB adviseert om alleen als de toename van het achtergrond geluid tenminste 5 dB is, uit te gaan van planologisch nadeel. Dat omdat eerst vanaf die waarde kan worden gesproken van een duidelijke (sic!) waarneembaar effect.”
De rechtbank oordeelt naar aanleiding van kritiek van procespartijen op dat StAB-advies als volgt:
“De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de door de StAB toegepaste grens voor planologisch nadeel bij geluid van 5 dB onjuist is. Een verschil van 3 dB, waar eisers de grens willen leggen, staat weliswaar gelijk aan een verdubbeling van de geluidsenergie van de bron maar dit verschil is voor het menselijk oor niet duidelijk waarneembaar. Pas bij een verschil van tenminste 5 dB is sprake van een duidelijk waarneembaar verschil. Daarom is bij een drempelwaarde van 5 dB sprake van gevolgen van enige betekenis en is dat een juiste drempel voor het beoordelen van het planologisch nadeel ten aanzien van geluidstoename.”
Voor de praktijk levert dit een aardig handvat om in planschadezaken naar aanleiding van windturbines een voortoets uit te voeren of een planschadeclaim succesvol kan zijn. Neem daarbij wel in acht dat geluidsrapportages complexe berekeningen vereisen, en de praktijk leert dat daarbij, zoals ook in deze zaak, gemakkelijk iets mis kan gaan.
De woningeigenaren betogen voorts dat de StAB niet met een bepaald type windturbine rekening mag houden in de berekeningen, maar dat uitgegaan moet worden van de “luidruchtigste” turbine. De rechtbank gaat daarin niet mee, omdat de door de StAB gehanteerde turbine gangbaar is en omdat dat type ook feitelijk wordt gebruikt. Ik vraag mij af of dit oordeel bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stand zou houden, met name als blijkt dat het door de StAB gehanteerde type windturbine niet gangbaar en/of relatief geluidsarm is.
De woningeigenaren hebben ook planschade geclaimd vanwege hun zicht op de turbines. Daarin gaat de rechtbank niet mee, omdat het bestemmingsplan toestaat dat tussen de turbine en de woning nieuwbouw plaats kan vinden waardoor het zicht op de turbine (grotendeels) wordt ontnomen. Ervan uitgaande dat dergelijke “tussenbouw” inderdaad kan worden gerealiseerd, lijkt dat oordeel mij juist.
Rechtbank Gelderland, 1 februari 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:471.