Volgens de Afdeling is soms een “taxatie” op basis van kennis, ervaring en intuïtie afgezet tegen vergelijkingspercentages, voldoende. De taxateur hoeft dan geen referentieobjecten te behandelen, zoals dat meestal wel gebeurt.
In een planschadekwestie in verband met de N201 in Aalsmeer, hebben B&W van deze gemeente volgens de Afdeling terecht een beroep mogen doen op een advies van hun planschadeadviseur. Deze adviseur vond geen goede referentieobjecten en heeft zich daarom verlaten op zijn eigen kennis, ervaring en intuïtie en schatte op basis van een planvergelijking een waardedaling van € 20.000,–. Vervolgens zette de adviseur dit bedrag af tegen de in planschadekwesties wel vaker gehanteerde schadepercentages, en oordeelde dat de waardedaling van € 20.000,–, gelijk aan 6,25% van de waarde van het object, in lijn is met de categorie “zware/ernstige schade”.
Appellant kon hier niet mee leven. Hij vond dat de planschadeadviseur referentieobjecten had moeten hanteren.
De Afdeling toetst zoals gebruikelijk marginaal en concludeert dat de gemeente zich heeft mogen beroepen op het schaderapport. Dat was volgens de Afdeling onder meer toelaatbaar omdat appellant zelf ook geen referentieobjecten heeft genoemd.
In de taxatieleer wordt doorgaans het principe gehuldigd dat kennis, ervaring en intuïtie van een taxateur van belang kunnen zijn bij waardebepaling/schadebepaling, maar dan (slechts) als hulpmiddel/ijkmethode, om te worden gehanteerd als een toets van een waardedaling die het resultaat is van een objectiveerbare methodiek. Dat is eigenlijk vanzelfsprekend, omdat het uiteindelijke oordeel teveel af zou komen te hangen van de persoon van de taxateur. Zo beschouwd is deze afdelingsuitspraak er één die bij voorkeur niet tot de standaard jurisprudentie zal gaan behoren.
Deze uitspraak is waarschijnlijk mede aldus tot stand gekomen, omdat de Afdeling het planschadebesluit marginaal toetst. Resteert de vraag of de uitspraak ook zo zou hebben geluid als appellant een “tegenrapport” had ingebracht dat was gebaseerd op een vergelijking van de oude en nieuwe planologische situatie.
De behandelde uitspraak van 14 juni 2017 vindt u hier.