In het Schultz- arrest van het Europese Hof is geoordeeld dat de Nederlandse wetgeving over de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte strijdig is met de Europese Richtlijn ( zie mijn artikel van juli 2009). De Europese Richtlijn is door Nederland verkeerd doorgevoerd in de wet. De vraag is nu: waar hebben zieke werknemers recht op? Hoe gaat de rechter hier mee om?
Vonnis kantonrechter Utrecht
De eerste gepubliceerde uitspraak hierover is van een kantonrechter te Utrecht. In de casus stelde een werknemer dat zij te weinig niet-genoten vakantiedagen uitgekeerd had gekregen. De werkgever had alleen over het laatste half jaar van de ziekte van de werknemer vakantiedagen berekend. De werkneemster stelde dat de vakantiedagen over haar volledige ziekteperiode diende te worden berekend. De rechter gaf de werkneemster gelijk. De werkgever werd verplicht om over te gaan tot uitbetaling van de (58!) niet-genoten vakantiedagen. Via een ingewikkelde constructie kwam de kantonrechter tot dit oordeel. Het lijkt er sterk op dat de rechter in deze een oogje heeft dichtgeknepen en de Richtlijn toch tot uitgangspunt heeft willen nemen bij de bepaling van de omvang van de vakantiedagen. De rechter probeert dit mijns inziens nog te verbloemen door een ingewikkelde constructie op te tuigen.
Arrest Gerechtshof Amsterdam
Inmiddels heeft ook een Hof zich over dit vraagstuk uitgelaten. Het Hof Amsterdam komt tot een andere conclusie. Het Hof herhaalt de regel dat een particulier geen rechtstreeks beroep kan doen op Europese richtlijnen. Nu de Nederlandse wetgeving wel in strijd is met de Europese richtlijn, overweegt het Hof dat er dan een zware inspanningsplicht ligt op de rechter om de toepasselijke nationale regelgeving zoveel mogelijk richtlijnconform te interpreteren. Het Hof komt echter tot de conclusie dat artikel 7:635 lid 4 niet richtlijnconform is uit te leggen. De Nederlandse wetgever heeft expliciet gekozen voor de uitzondering van de opbouw van vakantiedagen bij ziekte. De reden hiervoor was dat dan verlofstuwmeren zouden worden voorkomen en de kosten verbonden aan arbeidsongeschiktheid beheersbaar zouden blijven voor het bedrijfsleven. Zou de rechter dan toch het wetsartikel richtlijnconform interpreteren, zou dit resulteren in een uitleg die in strijd is met de bedoeling van de wetgever. Zo ver kan een rechter niet gaan. Het Hof concludeert dan ook dat het aan de wetgever is om de regelgeving op dit punt in overeenstemming te brengen met de richtlijn. De vordering van de werknemer wordt dan ook afgewezen.
Wat is nu de regel?
Nu een hogere rechter heeft geoordeeld dat een richtlijnconforme uitleg van de wetsbepaling niet mogelijk is, zouden alle kantonrechters zich aan dit oordeel moeten conformeren. Zolang de wet dus nog niet is aangepast, moet de rechter de huidige regelgeving toepassen en worden er dus geen vakantiedagen opgebouwd over de gehele ziekteperiode. Het wachten is nu op een wetswijziging.