De Wet milieubeheer schrijft voor in welke gevallen het maken van een milieu-effectrapport (MER) verplicht is. Zo is onder meer een MER verplicht bij de voorbereiding van een plan waarvoor een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verplicht is. In dat geval kan een veehouderij dan toch MER-plichtig worden, ook al is dat op grond van haar dieraantallen niet het geval. MER-plicht bij dieraantallen De Wet milieubeheer schrijft voor het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een veehouderij met meer dan 85.000 mestkuikens, 60.000 hennen, 3.000 mestvarkens of 900 zeugen het opstellen van een MER verplicht is. Het gaat dan zowel om de omgevingsvergunning milieu als voor de structuurvisies, het bestemmingsplan/wijzigingsplan, inrichtingsplan (Wet inrichting landelijk gebied) of reconstructieplan dat deze veehouderij mogelijk maakt.
Naast deze MER-plicht geldt voor veehouderijen met minder en/of andere landbouwhuisdieren een zogenaamde MER-beoordelingsplicht. In dat geval deelt degene die een activiteit wil ondernemen zijn voornemen mee aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beoordeelt dan of de initiatiefnemer een MER moet opstellen. Bij deze MER-beoordelingsplicht gaat het om het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een veehouderij met 40.000 stuks pluimvee, 2000 stuks mestvarkens, 750 stuks zeugen, 3750 stuks gespeende biggen (biggenopfok), 5000 stuks pelsdieren (fokteven), 1000 stuks voedsters of 6000 vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd, 200 stuks melk-, kalf- of zoogkoeien ouder dan 2 jaar, 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, 340 stuks melk-, kalf- en zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwlijk jongvee tot 2 jaar, 1200 stuks vleesrunderen, 2000 stuks schapen of geiten, 100 stuks paarden of pony’s, waarbij het aantal bijbehorende dieren in opfok jonger dan 3 jaar niet wordt meegeteld, of 1000 stuks struisvogels.
Net als de MER-plicht geldt de MER-beoordelingsplicht ook voor de omgevingsvergunning milieu ook voor de structuurvisies, het bestemmingsplan/wijzigingsplan, inrichtingsplan (Wet inrichting landelijk gebied) of reconstructieplan dat deze veehouderij mogelijk maakt.
Passende beoordeling
Aanvullend op deze MER-(beoordelings)plicht voor aantallen dieren is een MER verplicht bij de voorbereiding van een plan waarvoor een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verplicht is. Een bestuursorgaan (bijvoorbeeld b&w of gedeputeerde staten) moet bij het vaststellen van een plan dat de kwaliteit van een Natura 2000-gebied kan verslechteren of verstoren, rekening houden met de gevolgen daarvan voor het gebied en het beheerplan. Voor plannen die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die (in combinatie met andere plannen of projecten) significante gevolgen kunnen hebben, moet een passende beoordeling worden gemaakt. Agrarische praktijk In de praktijk gaat het bij een veehouderij vaak om de uitstoot van ammoniak die gevolgen voor een Natura 2000-gebied heeft. Daarbij wordt ook gekeken naar de gevolgen voor Natura 2000-gebieden op wel 10 kilometer afstand. Heel grote veehouderijen, die toch al MER-(beoordelings)plichtig zijn, hebben mogelijk gevolgen voor Natura 2000-gebieden op deze afstand. Als een Natura 2000-gebied op kleinere afstand ligt, kan ook de ammoniakuitstoot uit kleine veehouderijen daarbij in de buurt gevolgen hebben op dat gebied. Dan is een passende beoordeling verplicht en dus ook een MER! Hoewel de MER waarschijnlijk niet beperkend is, kan bij het ontbreken daarvan de realisatie van het plan veel meer tijd in beslag nemen.
Tip:
Weet u dat een passende beoordeling verplicht is voor uw veehouderij? Laat dan ook direct een MER opstellen.