Melkveehouderij verkocht na 2014, van wie zijn de fosfaatrechten?

De staatssecretaris van economische zaken heeft op 2 juli 2015 een stelsel van fosfaatrechten aangekondigd. Daarbij heeft zij aangegeven dat het uitgangspunt bij de toekenning van het aantal fosfaatrechten het gemiddeld aantal gehouden stuks melkvee in het referentiejaar 2014 is en de peildatum van 2 juli 2015.

Er zijn melkveehouders die hun melkrundveehouderij hebben verkocht na 2014, waarbij de koper het bedrijf voor 2 juli 2015 in gebruik heeft genomen. In de praktijk rijst de vraag wie nu aanspraak maakt op de fosfaatrechten van dat bedrijf. Is het de verkoper? En zo ja: kan hij de rechten apart (voor een extra koopprijs) aan de koper of een derde verkopen? Of gaat de aanspraak op de fosfaatrechten automatisch over naar de koper en maakt de (gestopte) verkoper geheel geen aanspraak op de rechten? De argumenten voor de verkoper zijn: bij de verkoop zijn de fosfaatrechten niet apart genoemd. Zij zijn geen onderdeel van de koop. De verkoper stelt dus dat hij deze afzonderlijk kan verkopen. Een argument voor de koper is: fosfaatrechten zijn onderdeel van het bedrijf. Zonder fosfaatrechten is het bedrijf niet in zijn geheel geleverd.

Fosfaatrechten behoren bij koper

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 september 2014 een eindarrest gewezen over de aanspraak op toeslagrechten bij de verkoop van een vleeskalverhouderij. Dit arrest is mijns inziens een belangrijke vingerwijzing voor het antwoord op de eerder gestelde vraag. Het arrest is in het licht van de feiten ook zeker zeer opmerkelijk.

Feiten

Een kalverhouder heeft twee stallen op twee verschillende locaties. In 2009 verkoopt hij een locatie aan een koper, die werd bijgestaan door een agrarisch makelaar. In de koopovereenkomst stond dat met de verkoop van het bedrijf geen toeslagrechten overgingen. In 2010 werden de kalverpremies ontkoppeld en kregen de kalverhouders toeslagrechten. Zowel de verkoper als de koper waren ten tijden van de koop van deze ontkoppeling niet op de hoogte. De referentieperiode voor deze toeslagrechten waren 2007, 2008 en 2009. In 2010 spreekt de koper de verkoper aan op levering van de referentie/toeslagrechten. De verkoper wil de referentie niet overdragen, omdat deze in de koopovereenkomst expliciet waren uitgesloten. De verkoper verzilvert de toeslagrechten zelf jaarlijks met behulp van gepachte grond.

Oordeel gerechtshof

Het gerechtshof geeft de koper gelijk. Daartoe overwoog het (samengevat) het volgende.

Non-conformiteit: van non-conformiteit is geen sprake, omdat de afgeleverde zaak (het bedrijf) ten tijde van de aflevering aan de overeenkomst beantwoordde. De later ingetreden wijziging in de regelgeving kan daaraan niet afdoen. Ook als juist is dat een rendabele exploitatie van het gekochte als vleeskalverbedrijf zonder toeslagrechten niet mogelijk is, is die omstandigheid onvoldoende om daaruit af te leiden dat verkoper redelijkerwijs moest begrijpen dat hij zich mede ertoe had verbonden om de eventueel aan hem op basis van de productie toe te kennen toeslagrechten aan koper moest overdragen en koper dit kon verwachten;

Onrechtmatige daad: een beroep op onrechtmatig handelen (onrechtmatige daad) door verkoper faalt ook. Niet valt vol te houden dat verkoper toeslagrechten heeft/benut die aan koper toekomen;

Dwaling: een beroep op dwaling slaagt niet, omdat de feiten waaromtrent partijen hebben gedwaald ten tijde van de overeenkomst nog geheel in de toekomst lagen.

Onvoorziene omstandigheden: bij een beroep op onvoorziene omstandigheden veronderstelt het intreden hiervan, wat bij de totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst lag, dat deze van dien aard zijn dat de wederpartij geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding mag verwachten. Daaraan is niet spoedig voldaan, omdat redelijkheid en billijkheid immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord eisen. Afwijking daarvan is slechts bij hoge uitzondering toegelaten. Het gerechtshof vindt dat daarvan hier sprake is.

Uit getuigenverklaringen is gebleken dat verkoop van een vleeskalverbedrijf (locatie) zonder de bijbehorende toeslagrechten leidt tot een lagere koopprijs en dat de ontkoppeling niet heeft geleid tot een meerwaarde voor een dergelijke bedrijfslocatie. Verkoper heeft een meerwaarde willen realiseren die voor verkoper onder overigens vergelijkbare omstandigheden niet alleen niet bestond onder het voorheen bestaande stelsel van slachtpremies, maar ook niet thans na de inwerkingtreding van het huidige stelsel van toeslagrechten. Verkoper zou de bedoelde meerwaarde dus realiseren dankzij de toevallige omstandigheid dat hij de bedrijfslocatie heeft verkocht in een overgangsperiode tussen de beide stelsels. Tegenover die door hem gerealiseerde meerwaarde staat het nadeel van koper. Dat nadeel zou deze niet hebben geleden indien hij voorafgaand aan de referentiejaren zou hebben gekocht en evenmin wanneer hij na de inwerkingtreding van het huidige stelsel zou hebben gekocht. Gelet op het voorgaande brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee dat verkoper de aan hem toegekende toeslagrechten, die hij met het verkochte heeft gekregen, aan koper overdraagt en wel om niet.

Voor het hof is hiervoor een bijkomend argument dat verkoper de extra toeslagrechten, die hij dankzij het verkochte op zijn naam heeft gekregen, op zijn andere locatie niet kon benutten, maar dat hij daartoe extra grond heeft moeten pachten.

Het is dus niet zo dat de wettelijke regeling over toeslagrechten verkoper zonder meer een voordeel in de schoot wierp; hij heeft de inrichting van zijn (resterende) bedrijf moeten wijzigen omdat voordeel te behalen.

Dat had temeer aanleiding voor hem moeten zijn om zich af te vragen of dat voordeel hem in redelijkheid toekwam en hoe het door hem te behalen voordeel zich verhoudt tot het door koper opgelopen nadeel.

Aan het voorgaande doet niet af dat partijen in de gevolgen van de ten tijde van de koopovereenkomst nog toekomstige systeemwijziging hadden kunnen voorzien en evenmin dat een voldoende zorgvuldig handelend adviseur koper daarop mogelijk ook zou hebben aangestuurd. Vaststaat dat partijen in die systeemwijziging niet hebben voorzien. Dat betekent dat de koopovereenkomst op dit punt een lacune biedt, die werkt en wordt opgevuld door wat de eisen van redelijkheid en billijkheid in gegeven omstandigheden meebrengen.

Extra overweging deskundig makelaar

Niet bij voorbaat is beslissend dat koper door een deskundige makelaar werd bijgestaan. Onder meer afhankelijk van de grootte van het door koper door de bedoelde ontkoppeling geleden nadeel en het daar tegenover staande voordeel voor verkoper, leidt die omstandigheid er niet zonder meer toe dat de onvoorziene omstandigheden naar verkeersopvatting voor rekening van koper komen.

Toepassing situatie fosfaatrechten

Bij de verkoop van een melkveehouderij na 2014 en voor 2 juli 2015, kan de situatie juridisch vergelijkbaar zijn aan die in bovenbeschreven arrest. Niet de non-conformiteit, onrechtmatige daad of dwaling leiden dan ertoe dat de rechten toekomen aan de koper, maar de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. Of dit daadwerkelijk zo zal uitpakken, is natuurlijk afhankelijk van de precieze feiten en omstandigheden. De vergelijking met het arrest van 2 september 2014 is slechts een vingerwijzing.

Voor eventuele vragen kunt u altijd kosteloos contact met mij opnemen.

Vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2014:6776

fosfaatrechten bedrijfstoeslag kalveren intensieve veehouderij stikstofemissie positieve weigering

Gerelateerde artikelen