Reorganisatie
In deze economisch zware tijden vragen veel werkgevers ontslag aan voor één of meerdere werknemers bij het UWV Werkbedrijf (voorheen: CWI). Hoewel deze ontslagaanvraag om allerlei verschillende redenen kan, is de meest voorkomende reden de reorganisatie. Dit wordt ook wel het ontslag om economische redenen genoemd. Bij een ontslagaanvraag bij het UWV vraag je toestemming om de arbeidsovereenkomst met één of meer werknemers op te zeggen. Dit betekent dat na deze toestemming van het UWV alsnog opzegging met inachtneming van de opzegtermijn nodig is. Zo’n ontslagaanvraag bij het UWV heeft een groot voordeel ten opzichte van het alternatief, de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter. De werkgever hoeft namelijk aan de ontslagen werknemer geen ontslagvergoeding te betalen.
Geen vergoeding?
Je kunt je afvragen waarom werkgevers niet in alle gevallen ontslag via het UWV regelen. Immers, bij het alternatief (de kantonrechter) krijg je als werkgever vaak een ontslagvergoeding voor je kiezen. Een van de redenen is dat een werknemer na een ontslag via het UWV ook nog bij de kantonrechter kan claimen dat een ontslag zonder een vergoeding onredelijk was. Dit speelt met name voor werknemers die vele jaren voor de werkgever gewerkt hebben. Deze procedure wordt het kennelijk onredelijk ontslag genoemd. Het grote probleem bij procedures over kennelijk onredelijk ontslag is altijd dat de hoogte van de vergoeding moeilijk te voorspellen is. Soms is deze laag en soms juist erg hoog. Werknemers en werkgevers weten van tevoren niet waar ze aan toe zijn. De reden hiervoor is dat een rechter bij een procedure wegens onredelijk ontslag met alle omstandigheden van de werknemer en de werkgever rekening mag houden. Een houvast zoals de bekende kantonrechtersformule (heel globaal: één bruto maandloon per gewerkt jaar) die bij een ontbindingsprocedure wordt aangehouden, ontbreekt.
Einde aan de onzekerheid?
De onzekerheid over de hoogte van een vergoeding heeft tot veel kritiek geleid. Veel advocaten, wetenschappers en rechters vinden dat er bij procedures over de onredelijkheid van het ontslag aangesloten moet worden bij de kantonrechtersformule. Het gerechtshof Den Haag (LJN: BF6720 en BF7077) heeft in oktober 2008 geprobeerd een einde te maken aan alle onzekerheid. Het hof oordeelde dat, voor het bepalen van een vergoeding wegens onredelijk UWV-ontslag, een bedrag moet worden vergoed van 70% van de kantonrechtersformule. De korting van de kantonrechtersformule met 30% wordt met name veroorzaakt door de opzegtermijn. Bij een UWV ontslag moet de werkgever gedurende de opzegtermijn nog loon betalen, terwijl bij ontslag via de kantonrechter geen opzegtermijn geldt. Helaas duurde de vreugde over de door het hof Den Haag gegeven duidelijkheid niet lang. Van verschillende kanten kwam kritiek op de uitspraken. De belangrijkste is dat een procedure over onredelijk ontslag juridisch gezien een ander karakter heeft dan een ontslagprocedure bij de kantonrechter. Hierdoor zou je niet mogen aansluiten bij de voor ontslagprocedures geldende kantonrechtersformule. Het gevolg van deze kritiek is dat de ene rechter wel aansluiting zoekt bij de kantonrechtersformule en anderen niet. Afhankelijk van de rechtbank waar je procedeert wordt een hoge dan wel een lage vergoeding vastgesteld. Het ligt er dus maar net aan waar je woont!
Oplossing
Een andere manier om een einde te maken aan de onzekerheid over de hoogte van een vergoeding voor onredelijk ontslag zou het geheel afschaffen van het ontslag via het UWV zijn. In dat geval zou elk ontslag via ontbinding bij de kantonrechter lopen en is er geen noodzaak meer voor procedures over onredelijk ontslag. Ieder ontslag wordt dan gelijk behandeld. Helaas is de wetgever voorlopig nog niet van plan om het ontslag via het UWV af te schaffen. We zullen dus nog wel lange tijd te maken hebben met dubbele procedures en sterk wisselende ontslagvergoedingen. Het blijft maatwerk en de onzekerheid duurt voort…