Een persoon mag alleen vissen in binnenwateren wanneer hij visrecht heeft op dat viswater. Hierover beschikt hij automatisch als het water zijn eigendom is. In andere gevallen zal hij dit visrecht vaak huren, al dan niet in clubverband. Het huren van visrecht is aan regels gebonden. Deze sluiten gedeeltelijk aan bij de algemene regels over pacht. Dit artikel gaat in hoofdlijnen in op het huren van visrecht in binnenwateren met uitzondering van het IJsselmeer.
Schritelijke overeenkomst
Elke overeenkomst van huur en verhuur van visrecht of enig water moet schriftelijk worden aangegaan. Dit geldt ook voor wijzigingen of aanvullingen. Wanneer de overeenkomst niet schriftelijk is, kan de meest gerede partij vastlegging daarvan vorderen. De pachtovereenkomst moet worden goedgekeurd door de Kamer voor de Binnenvisserij. De huurder van een visrecht mag pas vissen in het water nadat de huurovereenkomst is goedgekeurd.
Duur
De overeenkomst van huur en verhuur van visrecht geldt voor zes jaar. Partijen kunnen in bijzondere omstandigheden een langere of kortere duur aangaan, mits de datum van beeindiging is vastgesteld.
Goekeuring overeenkomst
De Kamer voor de Binnenvisserij keurt de overeenkomst van visrecht goed, tenzij een doelmatig bevissen van het water door de overeenkomst zou worden belemmerd. De Kamer onthoudt ook goedkeuring als de prestaties, waartoe partijen zich hebben verbonden, kennelijk onevenredig zijn. De Kamer kan aan een goedkeuring voorschriften verbinden ter verzekering van de bij de uitoefening van het visrecht betrokken belangen van derden. Wanneer de Kamer zijn goedkeuring aan een overeenkomst zou moeten onthouden, kan zij de overeenkomst op dat punt wijzigen of verklaart zij de overeenkomst nietig. Voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst kunnen partijen ook een ontwerpovereenkomst ter goedkeuring aan de Kamer inzenden.
Verlenging
Een overeenkomst die is aangegaan voor zes jaar, wordt van rechtswege verlengd voor een gelijke periode. Verlenging vindt niet plaats wanneer de verhuurder uiterlijk acht maanden voor het eind van de lopende overeenkomst aan huurder een nieuwe overeenkomst heeft aangeboden of schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst niet te willen voortzetten. Verlenging vindt ook niet plaats van rechtswege wanneer de huurder voor het einde van een lopende overeenkomst aan de verhuurder schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst niet te willen voortzetten. Wanneer de overeenkomst is aangegaan voor minimaal een jaar, kan de huurder de Kamer verzoeken de lopende overeenkomst te verlengen wanneer de:
- verhuurder hem een nieuwe overeenkomst heeft aangeboden waarmee hij zich niet kan verenigen;
- verhuurder de overeenkomst niet wil voortzetten; of
- overeenkomst geldt voor een andere tijdsduur dan voor zes jaar.
De huurder moet dit verzoek minimaal een half jaar voor einde van de lopende overeenkomst doen. De Kamer beslist naar billijkheid over het verlengingsverzoek. Hij wijst het verzoek van de huurder in ieder geval af wanneer de verhuurder wil beeindigen, omdat de huurder voor het einde van de lopende overeenkomst de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt of zal bereiken. De Kamer wijst het verzoek ook (gedeeltelijk) af, wanneer een doelmatige bevissing van het water wordt belemmerd. Wanneer de Kamer het verzoek toewijst, stelt hij de duur vast van de verlenging. Deze bedraagt ten hoogste zes jaar. Wanneer de Kamer het verzoek geheel of onder beperkingen toewijst, kan hij de overeenkomst wijzigen of voorschriften hieraan verbinden.
Overlijden huurder
Na het overlijden van de huurder loopt de overeenkomst met de gezamenlijke erfgenamen door tot het einde van het eerstvolgende huurjaar. Als de nalatenschap volgens de wettelijke verdeling is afgewikkeld, dan loopt de huurovereenkomst door met de echtgenoot op de geregistreerd partner van de erflater. De overeenkomst loopt niet door wanneer deze eerder is beeindigd uit andere hoofde.
Overeenkomstige toepassing
Deze bepalingen gelden ook voor overeenkomsten waarbij beperkte genotsrechten voor maximaal 25 jaar of onbepaalde tijd worden gevestigd op de grond onder het viswater. Met andere woorden: een pachter of erfpachter (of andere beperkt gerechtigde) die zijn visrecht verhuurt, is aan dezelfde regels gebonden. Als het genotsrecht voor onbepaalde tijd is aangegaan, geldt deze regels voor de eerste 25 jaar.