Als ondernemer kent u de tactiek waarschijnlijk wel: verdeel en heers. Als (aanstaand) partner met een onderneming is de tactiek juist heersen, maar niet verdelen. Verdeling van de (waarde van de) onderneming als gevolg van scheiding kan namelijk de continuïteit van uw onderneming in gevaar brengen. Daarom wensen veel ondernemers hun vermogen gescheiden te houden van dat van hun partner. Dit doen zij door huwelijkse voorwaarden op te stellen, waarin de gemeenschap van goederen uitgesloten wordt.
Soorten uitsluiting van gemeenschap van goederen
Uitsluiting van elke gemeenschap van goederen betekent niet dat verrekening van het inkomen van de partners onmogelijk is. Verrekening is onder andere mogelijk met een periodiek of finaal verrekenbeding.
Bij een periodiek verrekenbeding verrekent u uw overgespaard inkomen (het inkomen dat niet aan de kosten van de huishouding besteed is) aan het einde van ieder kalenderjaar. Wanneer u niet verrekent, loopt u het risico dat het inkomen uit de onderneming toch onderdeel wordt van het te verrekenen vermogen. [1] Om dit te voorkomen raad ik u aan om een gezamenlijke (huishoud)rekening te openen zonder periodiek verrekenbeding. Daarmee houdt u uw onderneming buiten het te verrekenen vermogen, worden de gezamenlijke kosten verdeeld en kunnen u en uw (aanstaande) partner ieder een eigen vermogen opbouwen.
Bij een finaal verrekenbeding verdeelt u uw vermogen en dat van uw partner bij helfte. In tegenstelling tot de verdeling bij een algehele gemeenschap van goederen is het bij een finaal verrekenbeding mogelijk om bepaalde privévermogensbestanddelen, zoals een onderneming, uit te sluiten van de verdeling. Daarvoor moeten deze wel specifiek omschreven zijn in de huwelijkse voorwaarden.
De beperkte gemeenschap bij uitsluiting van de gemeenschap van goederen
Wanneer (aanstaande) partners besluiten elke gemeenschap van goederen uit te sluiten betekent dat niet direct dat er helemaal geen gemeenschap meer mogelijk is. Zo kunnen de partners besluiten om een uitzondering te maken voor bijvoorbeeld de echtelijke woning en/of de inboedel. Deze worden dan opgenomen in een beperkte gemeenschap.
Tot de goederen in een beperkte gemeenschap zijn beide partners bij aanvang van het huwelijk of partnerschap gerechtigd. Zij hebben daarom tijdens het huwelijk ook geen aandeel daarin. Dit verandert op het moment van scheiding. Beide partners hebben dan recht op de helft, tenzij uit de bepalingen van de huwelijkse voorwaarden anders blijkt.
De beperkte gemeenschap en het deelgenootschap bij een finaal verrekenbeding
Bij een scheiding is de beperkte gemeenschap niet altijd de enige gemeenschap die verdeeld moet worden. Zo ontstaat er op het moment van scheiding een deelgenootschap wanneer de partners afgesproken hebben te verrekenen alsof zij in gemeenschap van goederen getrouwd waren. In dat geval staat de beperkte gemeenschap volgens de Hoge Raad in beginsel los van het deelgenootschap. Dit is slechts anders wanneer uit de bepalingen van de huwelijkse voorwaarden of de bedoeling van partijen anders blijkt. Beide gemeenschappen moeten in beginsel dus afzonderlijk afgewikkeld worden.
Vermenging van privévermogen en gemeenschapsvermogen
Wanneer u een gezamenlijke rekening met uw partner heeft, is het mogelijk dat het daarop gestorte privévermogen gebruikt wordt voor kunst aankopen of nieuwe meubels. Het is dan aan u om te bewijzen dat uw vermogen met dat van de gemeenschap vermengd geraakt is. Dit kan een zware dobber zijn om te bewijzen, aangezien het eerder door de Hoge Raad geformuleerde bewijsvermoeden niet opgaat. Bovendien vindt vermenging niet automatisch plaats wanneer u geld overmaakt naar de gemeenschappelijke rekening. Ook is de tenaamstelling niet voldoende om te spreken van vermenging.
Auteur: Lisanne van Holland, stagiaire bij A&S Advocaten, onder supervisie van Wilma de Jongh.
[1] Over deze problematiek leest u meer in de blog van mijn collega Wilma de Jongh.