In de agrarische sector is de erfdienstbaarheid van weg gemeengoed. Veel agrarische percelen zijn immers alleen te bereiken via andermans perceel omdat zij niet grenzen aan een openbare weg. In de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1039, is aan de orde of een erfdienstbaarheid van weg ook het recht omvat om de weg over het dienende erf te (doen) gebruiken als een verbinding, via het heersend erf, naar een ander perceel van de ‘heerser’. Het antwoord op die vraag: in dit geval niet.
Situatie
De afbeelding hieronder geeft een schets van de situatie. Perceel 002 is in eigendom van ‘dienaar’ A. In 2005 is ten behoeve van perceel 001 (het heersend erf) en ten laste van perceel 002 (het dienend erf) een erfdienstbaarheid van weg gevestigd, omdat perceel 001 geen eigen toegang heeft vanaf de openbare weg. Perceel 003 is eigendom van B. In 2012 is B ook eigenaar geworden van perceel 001. B heeft de schutting tussen percelen 001 en 003 verwijderd. Hierdoor is perceel 003 vanaf de openbare weg ook bereikbaar geworden via percelen 002. A vordert opheffing althans wijziging van de erfdienstbaarheid. Subsidiair vordert A een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid uitsluitend mag worden gebruikt door verkeer en personen met de eindbestemming perceel 001.
Hoge Raad
De Hoge Raad herhaalt in deze uitspraak de in de ‘in beginsel’-regel uit zijn uitspraak van 13 maart 1981 (NJ 1982/38). Daarin oordeelt de Hoge Raad dat een erfdienstbaarheid van weg in beginsel niet voor de eigenaar van het heersend erf het recht omvat om de weg over het dienende erf te (doen) gebruiken als verbinding. In dit geval betekent dit dat de erfdienstbaarheid niet het recht omvat, om de weg over perceel 002 als verbinding (te doen) gebruiken, via perceel 001 met perceel 003.
Het hof had B gelijk gegeven. Volgens de Hoge Raad is het hof er ten onrechte van uitgegaan dat de verbindingsweg ook gebruikt mag worden voor het bereiken van een ander perceel dan waarvoor de erfdienstbaarheid gevestigd is. Het hof oordeelt dat get gebruik als verbindingsweg is toegestaan. In de akte zijn immers geen aanknopingspunten te vinden dat partijen beperkingen aan de erfdienstbaarheid hebben willen verbinden. De Hoge Raad oordeelt dat de afwezigheid van dergelijke aanknopingspunten onvoldoende is om aan te nemen dat de erfdienstbaarheid als verbindingsweg mag worden gebruikt. De Hoge Raad vernietigt het arrest en verwijst de zaak terug naar een ander hof. De uitspraak moet worden overgedaan, met inachtneming van het oordeel van de Hoge Raad.
Conclusie
Wanneer partijen het gebruik als verbinding willen toestaan, doen zij er goed aan om dat expliciet in de akte omschrijven. B heeft perceel 001 gekocht en is tevens eigenaar van perceel 003. Dit betekent echter niet, dat hij perceel 002 mag gebruiken om van perceel 003 de openbare weg te gebruiken.
A’s vordering om de erfdienstbaarheid geheel op te heffen treft geen doel. Het oordeel van het hof dat de erfdienstbaarheid niet kan worden opgeheven was juist, waardoor het redelijk belang van de erfdienstbaarheid niet is komen te vervallen. B kan de erfdienstbaarheid immers wel blijven gebruiken ter ontsluiting van perceel 001. Een erfdienstbaarheid kan alleen worden opgeheven als de eigenaar van het heersend erf geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening ervan en niet aannemelijk is dat het redelijk belang bij de uitoefening zal terugkeren (artikel 5:79 BW).
Tip
Al sinds 1981 is de lijn in de rechtspraak dat indien sprake is van een erfdienstbaarheid van weg, het heersende erf in beginsel niet het recht heeft om de weg over het dienend erf te gebruiken als ver-binding. Indien partijen een dergelijk gebruik wel beogen, is het belangrijk om dit expliciet in de vestigingsakte op te nemen. De reikwijdte van een erfdienstbaarheid is immers in beginsel niet onbegrensd.
Geschreven door: Ewa Koryzna en Michelle Groenewoud (uit dienst)