Een bestuursorgaan kan een last onder dwangsom opleggen aan zowel de overtreder als de persoon die het in zijn macht heeft de overtreding te (doen) beëindigen. Dit kan tegelijkertijd. Als de dwangsommen zijn verbeurd, kan het bestuursorgaan deze dwangsommen bij beide personen innen.
Situatie
Moeder is eigenaresse van een perceel grond. De zoon heeft daarop zonder vergunning een bedrijfshal gebouwd. Moeder is niet hiertegen opgekomen en heeft dit in stand gelaten. Het College van B&W van de betreffende gemeente waar de hal is gebouwd, gaat over tot handhaving. Het legt een last onder dwangsom op aan zowel de zoon die de hal zonder vergunning heeft gebouwd, als aan moeder die de hal in stand heeft gelaten. Moeder heeft het immers als eigenaresse van de grond in haar macht de overtreding te doen beëindigen. Zowel moeder als zoon gaan niet over tot het (laten) afbreken van de hal binnen de gestelde termijn. Beiden verbeuren de dwangsommen. Het College wil de verbeurde dwangsommen bij beide personen innen. Zowel moeder als zoon verzetten zich tegen de invordering. Zij menen dat moeder het niet in haar macht heeft de overtreding te beëindigen en ook het geld niet heeft. Zoon stelt dat hij failliet zou gaan als hij moet betalen. Verder stellen moeder en zoon dat het College in redelijkheid niet beide dwangsommen heeft mogen invorderen, nu het feitelijk om één overtreding gaat.
Juridisch kader
Onder de oude Woningwet (van voor 1 april 2007) was het vaak rechtens niet mogelijk om te handhaven wanneer een illegaal bouwwerk in eigendom was overgedragen. Voor het kunnen opleggen van een last onder dwangsom is immers vereist dat de aangeschrevene (a) overtreder is en (b) het in zijn macht heeft de overtreding te (doen) beëindigen. Degene die zonder vergunning heeft gebouwd, is weliswaar de overtreder van het bouwverbod, maar heeft het vaak niet (meer) in zijn macht de overtreding te beëindigen. De nieuwe eigenaar heeft het weliswaar in de meeste gevallen in zijn macht de overtreding te (doen) beëindigen, maar is vaak niet aan te merken als overtreder van het bouwverbod. Met de wijziging van de Woningwet per 1 april 2007 geldt ook een instandlatingsverbod (nu art. 2.3a Wabo). Het bestuursorgaan kan zich dus ook richten tot de nieuwe eigenaar, omdat hij een illegaal bouwwerk in stand laat. Voor deze wetswijziging gold geen overgangsrecht. Een College van B & W kan zich voor handhaving richten tot de huidige eigenaar, ook al is een bouwwerk door een vorige eigenaar tot stand gebracht.
Oordeel rechter
De rechtbank geeft moeder en zoon ongelijk. Zij overweegt dat de overtreding niet van geringe aard en ernst zijn. De zoon heeft willens en wetens gebouwd zonder vergunning en moeder moet hiervan op de hoogte zijn geweest. Het feit dat zoon door invordering van de dwangsom failliet gaat, komt voor zijn eigen risico. De omstandigheid dat met beide lasten de verwijdering van één bedrijfshal is beoogd, hoeft voor B&W geen aanleiding te zijn om van invordering af te zien. Afzien van invordering van één van beide verbeurde dwangsommen zou afdoen aan het gezag en de beoogde werking van de lasten. Er is zowel aan zoon als aan moeder een last opgelegd om de kans te vergroten dat de bedrijfshal daadwerkelijk wordt verwijderd. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
TIP
Wie een onroerende zaak wil kopen, doet er verstandig aan eerst te controleren of bouwwerken niet illegaal zijn opgericht. Een goede makelaar voegt kopieën van bestaande bouwvergunningen bij in de brochure. Nieuwe eigenaren worden later niet onaangenaam verrast en zullen de verkopend makelaar dan niet aanspreken.
Uitspraak ABRS 28 september 2011, Gemeentestem 2011/129