Per 1 januari 2018 vervalt de BTW-landbouwregeling. Ook vervalt het lagere BTW-tarief voor bepaal-de landbouwproducten.
Sinds de invoering van de Wet op de omzetbelasting 1968 geldt een bijzondere BTW-regeling voor landbouwers. Als zij dat willen, hoeven zij geen BTW-administratie te voeren. Dit betekent onder meer dat zij aan afnemers geen BTW in rekening hoeven te brengen of kunnen terugvragen. Volgens het wetsvoorstel is de landbouwsector sindsdien gemoderniseerd en verschillen landbouwers niet (meer?) wezenlijk van andere ondernemers. Als een van de keerzijden van de regeling noemt de wetgever dat deelnemers aan de regeling geen BTW kunnen terugvragen. Daarom is de regeling onaantrekkelijk voor ondernemers die veel investeren.
Vanaf 1 januari 2018 worden ook landbouwers gezien als “gewone” ondernemers, en kunnen zij dus niet langer gebruik maken van de BTW-regeling. Dit betekent dat zij een normale BTW-administratie moeten bijhouden, dat zij BTW in rekening moeten brengen en ook kunnen terugvragen.
De regeling vervalt ook voor landbouwers die tot en met 2017 van de regeling gebruik maakten. Voor hen is er overgangsrecht. Dat overgangsrecht komt erop neer dat ten aanzien van investeringsgoe-deren die voor 2018 in gebruik zijn genomen herziening in een keer moet plaatsvinden voor de reste-rende herzieningsperiode in het eerste belastingtijdvak van 2018. Met betrekking tot goederen en diensten die voor 2018 zijn aangeschaft maar pas in 2018 in gebruik worden genomen, vindt de aftrek in het eerste belastingtijdvak van 2018 plaats.
LTO heeft gepleit voor uitstel van het afschaffen van de regeling. Het kabinet voelt daar niets voor, maar is wel bereid om mee te denken aan een alternatief voor de regeling. Dat alternatief zou kunnen worden gevonden in de al bestaande “kleine-ondernemersregeling”.
Zie ook: www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/09/19/wet-afschaffing-van-de-btw-landbouwregeling