Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS) moet rekening worden gehouden met beschermde dier- en plantensoorten. Het plan moet ook in het kader van de Flora- en faunawet uitvoerbaar zijn. In- en omwonenden van EHS zijn belanghebbende bij Flora- en faunawet.
Situatie
De gemeenteraad van Waalre heeft een nieuw bestemmingsplan vastgesteld dat deels valt in de EHS. Omwonenden (appellanten) gaan hiertegen in beroep. Zij voeren aan dat het plan binnen de EHS niet uitvoerbaar is vanwege de bescherming op grond van de Flora- en faunawet. Voor realisatie van de bestemming zou geen Ffw-ontheffing kunnen worden verleend. Omwonenden voeren verder aan dat de gewenste werkzaamheden de natuurwaarden in de EHS aantasten. Zij beroepen zich hierbij op normen uit de Ffw.
Oordeel AbRS
De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. De gemeenteraad moet voorafgaand aan de vaststelling wel onderzoeken of de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode in de weg staat. Hiervan is niet gebleken (overigens wel daarna – JK). Gelet op het vorenstaande heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd dat hij zich ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan binnen de planperiode in de weg staat.
Over het beroep van omwonenden op de Ffw oordeelt de afdeling als volgt. De bepalingen in de Ffw hebben in het bijzonder ten doel om het algemene belang van bescherming van beschermde diersoorten te waarborgen. De individuele belangen van burgers die in of bij een natuurgebied wonen bij behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving, kunnen zo verweven zijn met het algemene belang dat de Ffw beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Ffw kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. Gelet hierop kan de relativiteitniet aan de vernietiging van dit plandeel om deze reden in de weg staan.
Abrs. 29 oktober 2014, zaaknummer 201309004/1/R3.