Bedrijfstoeslag mogelijk uitsluitend voor kalverhouders en niet voor integratie

Kalverintegraties kunnen geen aanspraak maken op de bedrijfstoeslag van kalverhouders. Dat is de mogelijke uitkomst van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het definitieve arrest zal nog enige tijd op zich laten wachten. In betreffende zaak gaat het om de vraag of een integratie in zijn koopovereenkomst met een kalverhouder mag afspreken dat de kalverhouder zijn bedrijfstoeslag één op één aan de integratie moet doorbetalen. Omdat het antwoord op de vraag uitleg van de Europese Verordening 73/2009 over betalingsrechten betreft, heeft het gerechtshof aan het Europese Hof van Justitie van de EG (HvJEG) uitleg gevraagd met zogenaamde prejudiciële vragen. Als de verplichting tot doorbetaling verboden is, is de volgende vraag of aanpassing van de koopprijs is toegestaan. Als ook dat niet is toegestaan, kunnen kalverhouders bij hun integratie mogelijk alle geïnde bedrijfstoeslag terugvragen. Dat kan zelfs tot vijf jaar terug als kalverhouders nu de verjaring van hun vordering tot terugbetaling stuiten.

Situatie

In deze zaak gaat het om een kalverhouder die jaarlijks circa 2000 kalveren hield. Deze kocht hij van zijn integratie, die ook het voer leverde. Vóór 2006 ontving de kalverhouder zogenaamde slachtpremies. Op grond van de toen geldende koopovereenkomst droeg hij die over aan de integratie, die dat verrekende met de mestvergoeding.

In 2008 had de kalverhouder met zijn integratie een nieuwe koopovereenkomst gesloten voor zes rondes. Hierin was bepaald dat voor alle kosten van de kalverhouder een mestvergoeding werd vastgesteld. De kalverhouder maakte daardoor aanspraak op een vastgestelde mestvergoeding per week per afgeleverd kalf. Verder was afgesproken dat alle te verwachten inkomsten en vergoedingen (waaronder compensatievergoedingen en of andere vorderingsrechten vanuit Agenda 2000), in hun geheel toekomen aan de integratie. Hiertoe behoorde ook de bedrijfstoeslag. Verder was de kalverhouder verplicht zelf te voldoen aan de zogenaamde Cross Compliancevoorwaarden. Indien hij dat niet deed, moest hij de lasten hiervoor zelf dragen. De kalverhouder bleef onverminderd verplicht de bedrijfstoeslag over te dragen aan de integratie.

Sinds 2010 is de inkomenssteun voor kalverhouders ontkoppeld. Dat betekent dat zij in plaats van slachtpremie bedrijfstoeslag krijgen. Voor aanspraak op bedrijfstoeslag moeten kalverhouders ook voldoen aan de zogenaamde Cross Compliancevoorwaarden (ook wel ‘randvoorwaarden’).

De kalverhouder in deze zaak meent dat de bedrijfstoeslag hem toekomt en niet iemand anders. De bedrijfstoeslag is – anders dan de slachtpremie – niet gerelateerd aan een geslacht kalf, maar aan de bedrijfsvoering in het algemeen. De bedrijfstoeslag verschaft de landbouwer (dus ook kalverhouder) inkomenssteun om een redelijke levensstandaard te waarborgen en opdat hij zijn bedrijfsvoering kan inrichten op verbetering van volksgezondheid, diergezondheid, milieu en dierenwelzijn. Door het doorbetalen van de bedrijfstoeslag aan de integratie loopt de kalverhouder deze mis. Dat strijdt volgens de kalverhouder met de doelstellingen van de Verordening 73/2009. De contractuele afspraak om de bedrijfstoeslag door te betalen aan de integratie is volgens de kalverhouder daarom nietig. Daarom betaalt hij de bedrijfstoeslag niet door aan de integratie. De integratie houdt de bedrijfstoeslag daarom in op de koopprijs. De kalverhouder vordert bij de rechtbank terugbetaling van de ingehouden bedrijfstoeslag.

Oordeel rechtbank

De rechtbank gaf de integratie gelijk. Die oordeelde dat de bedrijfstoeslag een component van de koopprijs van de gemeste kalveren is geworden. De door de kalverhouder ontvangen vergoeding is daarop afgestemd op de bedrijfstoeslag die de kalverhouder ontvangt. De Europese Verordening verbiedt dergelijke koopovereenkomsten tussen een kalverhouder en zijn integratie niet.

Oordeel gerechtshof

Het gerechtshof heeft nog geen definitief oordeel gegeven, maar een tussenarrest. Het gerechtshof overweegt dat de vrijheid van ondernemerschap contractsvrijheid omvat. Deze contractvrijheid kan worden beperkt, mits de wezenlijke inhoud van het grondrecht wordt geëerbiedigd en het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen.

Het gerechtshof acht het echter wel denkbaar dat de afspraak over doorbetaling van de bedrijfstoeslag aan de integratie strijdig is met de Europese Verordening. De inkomenssteun is een zaak tussen de Nederlandse overheid en de kalvermester. Deze komt niet toe aan de integratie. De integratie is immers een los van de kalverhouder staande onderneming die geen aanspraak heft op deze bedrijfstoeslag. Deze bedrijfstoeslag wordt de kalverhouder toegekend ter waarborging van een redelijke levensstandaard en om deze aan te moedigen te investeren in volksgezondheid, diergezondheid, milieu en dierenwelzijn. Die doelstellingen komen mogelijk onder druk te staan als de bedrijfstoeslag één op één moet worden doorbetaald aan de integratie. Ook blijkt het goed mogelijk dat de integratie de prijs voor de vette kalveren bepaalt los van de bedrijfstoeslag.

Daar staat tegenover dat het de kalverhouder vrijstaat de bedrijfstoeslag aan een derde door te betalen. De vraag is echter of de contractsvrijheid wordt beperkt door de doelstellingen van de Verordening 73/2009. Het antwoord op deze vraag is niet af te leiden uit Verordening 73/2009 of eerdere (Europees) rechterlijke uitspraken. Daarom wil het gerechtshof het HvJEG uitleg vragen over Verordening 73/2009. Het gaat om – kort weergegeven – twee vragen:

1. Is een beding in een overeenkomst, waardoor een kalverhouder de door hem ontvangen bedrijfstoeslag moet betalen aan de integratie geldig, gezien de doelstellingen van Verordening 73/2009?

2. Als dat niet zo is: mag het gerechtshof de koopovereenkomst dan wijzigen door de koopprijs voor de vette kalveren aan te passen?

Vervolg procedure

Het HvJEG gaat deze vragen bestuderen. Daarna geeft het antwoord aan het gerechtshof. Het gerechtshof zal op zijn beurt weer een eindarrest geven waarin de antwoorden zijn verwerkt. Als het antwoord op beide vragen nee is, zal de integratie alle ingehouden bedrijfstoeslag moeten terugbetalen aan de kalverhouder. In deze zaak gaat het al om circa € 240.000. Indien het antwoord op de eerste vraag nee is en de tweede ja, zal het gerechtshof zelf de koopprijs vaststellen. Mogelijk krijgt de kalverhouder dan ook een deel van zijn ingehouden vergoeding terug.

Gevolgen voor andere kalverhouders

Mogelijk hebben ook andere kalverhouders in het verleden hun bedrijfstoeslag aan hun integratie doorbetaald. Indien zij toch aanspraak willen maken op deze bedrijfstoeslag, is het verstandig nu al actie te ondernemen. Het antwoord van het HvJEG – en daardoor het eindarrest van het gerechtshof – kan nog enkele jaren duren. Als de uitkomst dan gunstig voor kalverhouders is, kunnen zij de bedrijfstoeslag wel terugvorderen, maar die zal dan grotendeels zijn verjaard. Een vordering tot terugbetaling verjaart namelijk na vijf jaar. Als kalverhouders nu de verjaring stuiten en het eindarrest komt pas in 2019, kunnen zij dan toch nog aanspraak maken op de bedrijfstoeslag uit 2011. Stuiten van verjaring gebeurt bij voorkeur met het schrijven van een aangetekende brief. Daarin schrijft de kalverhouder dat hij aanspraak maakt op de bedrijfstoeslag, omdat deze niet toekomt aan de integratie. Verder moet hij in de brief schrijven dat hij met zijn brief de verjaring van zijn vordering hierover wil stuiten.

Vonnis rechtbank Gelderland 14 mei 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3141

Arrest gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3097

Voor eventuele vragen kunt u met mij contact opnemen.

fosfaatrechten bedrijfstoeslag kalveren intensieve veehouderij stikstofemissie positieve weigering

Gerelateerde artikelen